Weefsels – steunweefsel – kraakbeenweefsel
Kraakbeenweefsel
Voordat je geboren wordt, bestaat je gehele geraamte nog uit kraakbeen. Een paar botten, zoals in je neus en oorschelp, blijven ook na je geboorte uit kraakbeen bestaan.
Het kraakbeenweefsel bevat geen lymfevaten, zenuwen of bloedvaten. Het kraakbeenweefsel is stijver en minder flexibel dan een spier, maar niet zo hard als een bot. Kraakbeen heeft weinig trekvastheid in tegenstelling tot bot.
Het kraakbeenweefsel heeft een trage stofwisseling. De kraakbeencellen krijgen voeding vanuit het perichondrium, dat wel bloedvaten bevat. Voedingsstoffen en afvalstoffen kunnen zich via diffusie (osmose) door de tussencelstof, waarin de cellen liggen, in het kraakbeen verplaatsen.
Gewrichtskraakbeen
Gewrichtskraakbeen is het dunne laagje (één à twee millimeter) op de botuiteinden, dat bijvoorbeeld de knie of heup zijn wendbaarheid geeft. Het kraakbeen vermindert de wrijving tussen de bewegende delen in de gewrichten, zodat ze gemakkelijk over elkaar schuiven en omliggende weefsels niet beschadigd raken.
Kraakbeen moet sterk zijn, want regelmatig moet één gewricht je gehele lichaamsgewicht kunnen dragen. Als je op één been gaat staan, moet je kniegewricht dat kunnen dragen. Dat kan, omdat kraakbeen, door de elastische en veerkrachtige samenhang van de tussencelstof, weerstand kan bieden tegen druk- en trekkrachten zonder blijvende veranderingen te ondergaan.
Tussencelstof
Het grootste deel van het gewrichtskraakbeen bestaat uit de tussencelstof. De tussencelstof bestaat uit vezels en weefselvloeistof. Kraakbeenweefsel heeft een rubberachtige vaste tussencelstof, die nog bewegelijk is. Deze tussencelstof bevat collageenvezels, hyaluronzuur, elastine en chondroïtinesulfaat (kraakbeenlijm).
De kraakbeencellen liggen vooral groepsgewijs ingesloten in de holten in de tussencelstof. De kraakbeencellen (chondrocyten) leggen een netwerk van eiwitkabeltjes (collageenvezels) aan, die in boogjes op het bot staan. In die boogjes (netjes) zitten kraakbeencellen, die de structuur onderhouden en een speciaal soort suikereiwitten, de proteoglycanen. Deze eiwitkabeltjes (collageenvezels) zijn spiraalvorming in elkaar geweven en hebben in alle lagen van het kraakbeen steeds een andere richting en onderlinge verbinding. Hierdoor ontstaat een sterke kraakbeenstructuur. De diepst gelegen binnenste kraakbeenlaag bestaat uit de stevigste collageenvezels.
De volgende kraakbeenlagen worden steviger, zodat ze een schokdempende werking hebben. Hierin zitten de proteoglycanen, die water binden, waardoor de proteoglycanen opzwellen. Dit maakt het kraakbeen stijver, elastischer, gladder en sterker. De proteoglycanen zijn opgebouwd uit glycosaminoglycanen, waaronder chondroïtinesulfaat, keratansulfaat en hyaluronzuur. Maar als je op de laag met de proteoglycanen duwt, dan pers je het water eruit. Zo vangt het kraakbeen dus schokken op. Haal je de druk weg, dan stroomt de tussencelstof weer vol met water en komen ook meteen voedingsstoffen voor de cellen mee.
De buitenste laag van het kraakbeen is licht vervormbaar, zodat er geen schade ontstaat als hierop kracht wordt gezet.
Perichondrium
Om het kraakbeen zit een bindweefselvlies: het perichondrium. Het perichondrium is een kapsel van dicht bindweefsel dat wel bloedvaten bevat. Het omsluit het kraakbeen bijna overal, behalve bij de gewrichtsoppervlakten in de gewrichten. Het gewrichtskraakbeen heeft geen perichondrium en krijgt zuurstof en voedingsstoffen door diffusie (osmose) vanuit de synoviale vloeistof.
Het perichondrium gaat bij de buitenkant van het kapsel over in losmazig bindweefsel en heeft naar de binnenkant toe een geleidelijke overgang naar het kraakbeenweefsel. In het perichondrium liggen bloedvaten van waaruit het kraakbeenweefsel voeding krijgt.
Het perichondrium is belangrijk voor de groei en instandhouding van het kraakbeen en bevat veel collagene vezels en cellen, die op fibroblasten lijken. Deze cellen kunnen ontwikkelen tot chondroblasten en chondrocyten. Vanuit het perichondrium worden nieuwe kraakbeencellen (chondroblasten) afgezet tegen het bestaande kraakbeen.
Afbeelding links: hyalien kraakbeen onder de microscoop. Het is het glasachtige kraakbeen, dat op veel gewrichtsoppervlakken voorkomt.
Afbeelding midden: fibreus of vezelhoudend kraakbeen onder de microscoop, gekleurd met hematoxyline en eosine.
Afbeelding rechts: elastisch kraakbeen van het menselijk oor onder de microscoop, gekleurd met hematoxyline en eosine.
Soorten kraakbeen
De drie soorten kraakbeen zijn hyalien kraakbeen, elastisch kraakbeen en vezelig kraakbeen.
• Hyalien kraakbeen
Hyalien kraakbeen wordt ook wel glasachtig kraakbeen genoemd. Het heeft een blauwachtig-melkachtige kleur en is een beetje doorschijnend. De tussencelstof bestaat uit collageenvezels en voor ongeveer 90% uit water. Dit soort kraakbeen komt het meeste in je lichaam voor en biedt zowel stevigheid als flexibiliteit.
De uiteinden van de botten in de gewrichten zijn bekleed met hyalien kraakbeen. Hyalien kraakbeen is spiegelglad, zodat de bot uiteinden soepel over elkaar kunnen bewegen.
Voor je geboorte tijdens de embryonale ontwikkeling vormt dit kraakbeen ook het skelet. Het is betrokken bij de groei van lange pijpbeenderen, gewrichtskraakbeen, de ringen van je luchtpijp en in de andere luchtwegen, de uiteinden van je ribben en in je strottenhoofd.
Hyalien kraakbeen geeft op een röntgenfoto informatie over de conditie van het kraakbeen door de grootte van de spleet tussen de beide gewrichtsdelen in een gewricht. Als het kraakbeen voor een deel is afgesleten, dan komen de beide gewichtsdelen dichter op elkaar te liggen en zie je dat aan de nauwere spleet tussen de gewrichtsdelen op de röntgenfoto.
Opbouw hyalien kraakbeen.
Het hyalien kraakbeen is opgebouwd uit vier lagen, die geleidelijk overgaan in bot.
– Onder de hyalien kraakbeenlagen zit een laag kalkrijk kraakbeen. Dit vormt de overgang naar het onderliggende bot.
– De binnenste laag kraakbeencellen (chondrocyten) leggen een netwerk van collageenvezels (eiwitkabeltjes) aan, die in boogjes op het bot staan. In die boogjes (netjes) zitten kraakbeencellen, die de structuur onderhouden en een speciaal soort suikereiwitten, de proteoglycanen. De collageenvezels zijn spiraalvorming in elkaar geweven en hebben in de lagen van het kraakbeen steeds een andere richting en onderlinge verbinding. De diepst gelegen binnenste kraakbeenlaag bestaat uit de stevigste collageenvezels.
– De volgende kraakbeenlagen worden steviger, zodat ze een schokdempende werking hebben. Hierin zitten de proteoglycanen, die water binden, waardoor de proteoglycanen opzwellen. Dit maakt het kraakbeen stijver, elastischer, gladder en sterker. Maar als je op de laag met de proteoglycanen duwt, pers je het water eruit. Zo vangt het kraakbeen dus schokken op. Haal je de druk weg, dan stroomt de matrix weer vol met water en komen ook meteen voedingsstoffen voor de cellen mee.
– De buitenste laag van het hyalien kraakbeen is licht vervormbaar, zodat er geen schade ontstaat als hierop kracht wordt gezet.
• Fibreus of vezelig kraakbeen
Fibreus of vezelig kraakbeen is een mengvorm van bindweefsel en hyalien kraakbeen en is de minst voorkomende kraakbeensoort. Het zit vaak tussen hyalien kraakbeen/pezen/gewrichtsbanden en ander weefsel in. Dit kraakbeen is wit, trekvast en drukbestendig.
Het fibreus of vezelig kraakbeen bestaat uit een dicht opeengepakt netwerk van collageenvezels. Dit kraakbeen heeft collageenvezels, die parallel liggen aan de cellen en de richting van trekkrachten. De kraakbeencellen (chondrocyten) liggen in rijen tussen de bundels collageen.
Het fibreus of vezelig kraakbeen zit bijvoorbeeld in de tussenwervelschijven tussen de ruggenwervels, de meniscus in de knie, het kaakgewricht en de verbinding tussen de beide schaambeenderen. Het heeft geen perichondrium.
• Elastisch kraakbeen
Dit soort kraakbeen lijkt veel op hyalien kraakbeen. De tussencelstof bevat naast collageenvezels ook een dicht netwerk van elastine vezels. Dichtbij het perichondrium zijn er weinig elastine vezels aanwezig.
Elastisch kraakbeen zit in bijvoorbeeld je oorschelp, de punt van je neus en het strottenhoofd.
Kraakbeencellen
De kraakbeencellen chondroblasten en chondrocyten delen zich door celdeling.
Perichondriumcellen, liggend aan de oppervlakte van het kraakbeen, kunnen ook uitgroeien tot kraakbeencellen. Vanuit het perichondrium worden nieuwe kraakbeencellen (chondroblasten) afgezet tegen het bestaande kraakbeen.
– Chondroblasten zijn onrijpe perichondriale of mesenchymale voorlopercellen, die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de tussencelstof in het kraakbeen, de chondrocyten en het kraakbeen. Het zijn afgeplatte cellen. Ze kunnen door mitose nieuwe cellen vormen en zitten meest aan de randen van het kraakbeen bij het perichondrium.
Het belangrijkste verschil met chondrocyten is, dat chondroblasten onrijpe kraakbeencellen zijn, die in de buurt van het perichondrium zitten.
– Chondrocyten zijn volwassen kraakbeencellen, die kunnen delen. Ze zijn volledig omgeven door de tussencelstof in het kraakbeen en liggen veelal in groepjes (chondronen) in de holten bij elkaar.
De tussencelstof van het kraakbeen bestaat uit dezelfde hoeveelheden collageenvezels en proteoglycanen.
De chondrocyten zijn betrokken bij de diffusie van de voedingsstoffen en het onderhoud en reparatie van de tussencelstof in het kraakbeen.
Het belangrijkste verschil met chondroblasten is, dat chondrocyten volwassen kraakbeencellen zijn, die in de tussencelstof zitten.