Weefsels – steunweefsel – bindweefsel
Ontstaan bindweefsel
Bindweefsel is weefsel, dat organen met elkaar verbindt en het skelet en de bloedcellen vormt. Het is afkomstig van het mesoderm (embryo), waaruit zich het embryonale kiemweefsel, het mesenchym, ontwikkelt. De mesenchymale cellen verhuizen door het lichaam en vormen de verschillende soorten bindweefsel. De cellen van het eigenlijke bindweefsel zijn fibrocyten (jonge cellen in rusttoestand) en fibroblasten (oudere, actieve cellen). Het zijn grote, sterk vertakte, platte cellen met lange uitlopers en langgerekte donkere kernen. Ze komen geïsoleerd voor in het bindweefsel of staan door middel van de uitlopers met elkaar in verbinding.
Taak bindweefsel
De functie van bindweefsel wordt vooral bepaald door • de cellen.
• de tussencelstof.
• de verhouding van de onderdelen in de tussencelstof.
Bindweefsels zorgen voor:
• verbinding en ondersteuning van andere weefsels en organen.
• het transport van cellen en van stoffen (aanvoer voedingsstoffen en afvoer schadelijke stoffen).
• bescherming tegen het zich verspreiden van ziekteverwekkers.
• herstel na beschadiging aan het weefsel.
• opslag van bijvoorbeeld vetten.
Bindweefselcellen
Bindweefselcellen kunnen worden ingedeeld in:
• vaste cellen
Deze ontstaan in het weefsel door celdeling en vormen een stabiele, langlevende groep. De vaste cellen zijn fibroblasten, fibrocyten, vetcellen, mestcellen, pericyten en weefselmacrofagen.
Fibroblasten (bindweefselcellen) onderhouden en maken de tussencelstof aan. In reticulair bindweefsel worden ze reticulumcellen genoemd.
Mestcellen (mastocyten) zijn actief bij de lichamelijke afweerreactie en zijn verantwoordelijk voor de jeuk en het zwellen van de huid bij een allergische reactie.
Pericyten bepalen hoe veel bloed er door de haarvaten stroomt. Het zijn heel kleine cellen. In haarvatweefsel zijn pericyten verbonden met endotheelcellen, die de binnenste wand van het haarvat vormen.
De vetcellen (adipocyten) slaan vetten op, zorgen voor de warmteproductie en kunnen geïsoleerd of in kleine groepjes in het weefsel voorkomen.
• vrije cellen
Dit zijn tijdelijke bewoners in het weefsel, die de bloedbaan kunnen verlaten om hun specifieke taken uit te oefenen. Omdat het grootste deel van deze vrije cellen kortlevend is, moeten deze cellen vervangen worden vanuit de stamcellen in het beenmerg. Vrije cellen zijn monocyten, macrofagen, neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyten, lymfocyten en plasmacellen. Tijdens een ontstekingsproces dringen de vrije cellen vanuit de bloedbaan het bindweefsel binnen.
De macrofagen ontstaan uit monocyten en ruimen schadelijke stoffen en dode lichaamscellen op. Plasmacellen ontstaan uit B-lymfocyten (B-cellen).
De fagocyterende activiteiten van macrofagen, monocyten en neutrofiele granulocyt en de, door de lymfocyten en plasmacellen, aangemaakte cytotoxische stoffen en antistoffen dragen bij tot de immuniteit van je lichaam.
Tussencelstof en vezelstructuur
Bindweefsel heeft een geleiachtige tussencelstof, die drie soorten eiwitvezels kan bevatten:
• collagene vezels
Dit type bindweefsel is het dikst en stevigst, want de tussencelstof is erg dik. Collageen bindweefsel is sterk, maar weinig rekbaar en is onder andere te vinden in pezen en gewrichtskapsels. In bindweefsels met een steunfunctie, die niet rekbaar mogen zijn, zitten bijna alleen maar collageenvezels.
Collagene vezels zijn opgebouwd uit het eiwit collageen, dat vooral de stevigheid van het bindweefsel bepaalt. Ze worden aangemaakt door fibroblasten, chondroblasten, osteoblasten, gladde spiercellen en de cellen van Schann. Collagene vezels worden in bijna elk bindweefsel aangetroffen, van de huid tot spieren en botten. De hoeveelheid en verdeling van de collageenvezels bepalen de eigenschappen van de verschillende soorten bindweefsel. Ze komen voor in de tussencelstof van bijna alle bindweefsels.
Collagene vezels maken het bindweefsel bestand tegen grote trekkrachten, bijvoorbeeld bij de pezen. Een verstoring in de aanmaak van de vezels kan leiden tot sclerose (opeenhoping van collageen) en scheuren (rupturen) in bloedvaten (tekort aan collageen).
• elastine vezels
De tussencelstof is elastisch, het weefsel is vervormbaar en keert na gebruik weer in de oorspronkelijke vorm terug. De vezels bestaan grotendeels uit het eiwit elastine, dat elasticiteit aan weefsels verleent. Elastine vezels kunnen vertakt zijn en zorgen voor rekbaarheid en elasticiteit van weefsels en organen, die kunnen vervormen, zoals bij stembanden, longen en de wanden van bloedvaten.
Elastine vezels worden gemaakt door elastine en fibrilline. De vezels bestaan uit een kern van elastine met daaromheen een mantel van microfibrillen. Deze microfibrillen bestaan uit met elkaar verbonden fibrilline-eiwitten. De fibrilline-eiwitten worden binnen in de cel aangemaakt en vervolgens uit de cel getransporteerd. Fibrillinevezels zijn dunne, rechte microfibrillen en vormen de bodem, waarop elastine vezels kunnen aanhechten.
• reticulaire vezels
Reticulair bindweefsel is opgebouwd uit fijn vertakte vezels, die een netwerk vormen. Dit bindweefsel biedt ondersteuning en zit vooral in organen, zoals de milt, lever, nieren, lymfeklieren en in het beenmerg.
De reticulaire vezels bestaan uit collageen, maar zijn dunner dan andere collageenvezels. Deze vezels zijn meestal vertakt tot een fijnmazig netwerk (reticulum). Ze verbinden bindweefsels met aangrenzende weefsels, zoals het basaalmembraan van epitheelweefsel met de onderliggende bindweefsels.
De reticulumcellen (fibroblasten) maken reticulaire vezels ter ondersteuning van andere cellen, zoals de hematopoëtische (bloedvormende) stamcellen van het beenmerg of lymfoïde cellen van de lymfeklieren of milt.
Afbeelding links: dwarsdoorsnede menselijke pees onder de microscoop met geordend straf (dichtgeweven) regelmatig bindweefsel.
Afbeelding rechts: losmazig of areolair menselijk bindweefsel onder de microscoop.
Soorten bindweefsel
Het bindweefsel kan worden ingedeeld in verschillende soorten.
• het losmazig bindweefsel
Losmazig (areolair) bindweefsel bevat vooral veel fibroblasten en minder macrofagen. Het bindweefsel is los geweven, vult de ruimten tussen spiervezels en fasciën (vliezen rond spieren, botten, gewrichten en lichaamsholtes), ondersteunt het epitheelweefsel en klierweefsel en omgeeft het bloed en de lymfevaten. Losmazig bindweefsel kenmerkt zich door een grote hoeveelheid tussencelstof en weefselvloeistof met veel cellen en is licht doorvlochten met weinig vezels. Het bindweefsel is teer, gemakkelijk vervormbaar en biedt maar geringe weerstand tegen trekkrachten. Er treden in dit bindweefseltype, in samenhang met bloedvaten, bijvoorbeeld oedeemvorming, ontstekings- en overgevoeligheidsreacties op.
• het reticulaire bindweefsel
Het reticulaire (netvormige) bindweefsel behoort tot het losmazig bindweefsel en bevat vooral reticulaire proteïnevezels.
De meeste cellen zijn fibroblastcellen, die reticulaire cellen genoemd worden. Het reticulaire bindweefsel bevat een netwerk van vertakte cellen (netvorming). De reticulaire cellen (fibroblasten) maken reticulaire vezels ter ondersteuning van andere cellen, zoals hematopoëtische (bloedvormende) stamcellen van het beenmerg of lymfoïde cellen van de lymfeklieren of milt.
Het reticulaire of netvormige bindweefsel vormt een ondersteunend netwerk voor organen, zoals lymfeklieren, lever, milt, nieren, beenmerg en het basaalmembraan van epitheelweefsel.
• het straf (dichtgeweven) bindweefsel
Het straf (dichtgeweven) bindweefsel bestaat uit dikke bundels met erg veel collageenvezels. Het bevat veel minder vrije cellen. Het weefsel is minder vervormbaar dan losmazig bindweefsel, maar zeer trekvast.
– Bij ongeordend straf (dichtgeweven) bindweefsel lopen de vrij dikke bundels collagene vezels in alle richtingen door elkaar, waardoor trekkrachten in alle richtingen kunnen worden weerstaan. Het is aanwezig in de dermis (de lederhuid onder de opperhuid) van de huid en in de bindweefselkapsels rond de milt, lymfeklieren en zenuwganglia.
– Bij geordend straf (dichtgeweven) bindweefsel zijn de collagene vezels in één of twee hoofdrichtingen gericht, waardoor het weefsel sterke weerstand biedt in deze richtingen. Dat is belangrijk bij bijvoorbeeld peesweefsel. Dit bindweefsel zit in pezen, fasciën (de vliezen rond spieren, botten, gewrichten en lichaamsholtes) en gewrichtskapsels.
• het elastisch bindweefsel
Elastisch bindweefsel is elastischer dan gewoon bindweefsel door de aanwezigheid van bundels elastine vezels. Dit bindweefsel zit in organen, die kunnen vervormen, zoals de bloedvaten, de longen en de stembanden. Door de elastische eigenschappen van het bindweefsel kunnen deze organen uitrekken en vervolgens terugkeren naar hun oorspronkelijke vorm.
• het mucoïd bindweefsel
Het mucoïd bindweefsel heeft een verende elasticiteit en komt voor in de navelstreng en in pulpa van jonge tanden. Het is gelatineachtig (dik vloeibaar) van structuur door de aanwezigheid van veel hyaluronzuur en bevat weinig vezels en cellen.