Spier-skeletstelsel – gewrichten
Gewrichten
In een gewricht komen je botten samen. Het bewegingsbereik van je ledematen is de maximale beweging, dat een gewricht kan maken. Je bewegingsbereik is verschillend van iemand anders als gevolg van erfelijke factoren, je lichamelijke ontwikkeling, het wel of niet hebben van ziekten en de mate waarin je aan sport doet. Dat is te meten met een goniometer, dat de hoek van het gewricht in graden kan meten.
Om een lichaamsbeweging te kunnen maken, moeten de afzonderlijke botten bewogen kunnen worden en met elkaar verbonden zijn in een gewricht. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen gewrichten met 1 as, met 2 assen en met 3 of meer assen.
Bij diartrosen komen altijd twee beenderen bij elkaar en heeft de ene een gewrichtskop en de andere een gewrichtskom. zijn er ook onwerkelijke gewrichten (synartrosen) zoals bandgewrichten of kraakbeengewrichten. Hier zijn de bewegingen eerder beperkt, de verende werking heeft de overhand.
De gewrichtsvloeistof (synovia) vermindert de wrijving tussen de gewrichtsvlakken. De gewrichtsvloeistof zit in een gewrichtskapsel, dat het gewricht met zijn straffe weefsel bij elkaar houdt.
Bewegingsvrijheid gewrichten
De reikwijdte van de beweging kan berekend worden met een goniometer, een apparaat dat de hoek van het gewricht in graden kan meten. De gewrichten worden onderscheiden naar de bewegingen, die ermee gemaakt kunnen worden, zoals bij:
• de scharniergewrichten, zoals de elleboog en de knie, die in één richting bewegen.
• de draai-, kogel- en zadelgewrichten, die in twee of meer richtingen kunnen bewegen.
• de kraakbeengewrichten, waarbij de bewegingen beperkter zijn en bijvoorbeeld de verende werking belangrijker is. Bij een kraakbeenverbinding zitten tussen de wervels de tussenwervelschijven van kraakbeen voor vering.
Het bewegingsbereik van ieder lichaam verschilt als gevolg van erfelijke factoren, de lichamelijke ontwikkeling, het aan- of afwezig zijn van ziekten en de mate waarin je aan sport en beweging doet.
Structuur gewrichten
De botten van een gewricht kunnen op verschillende manieren aan elkaar bevestigd zijn.
1. Fibreuze gewrichten
Fibreuze gewrichten zitten met vezelig regelmatig bindweefsel aan elkaar vast en kunnen daarom maar heel weinig bewegen. Deze gewrichten komen voor tussen de schedelbeenderen, tussen het spaakbeen (radius) en ellepijp (ulna) en de tanden zitten middels fibreuze gewrichten vast in het kaakbeen. Bij de geboorte zijn de gewrichtsvlakken van de schedel door de naden nog flexibel beweegbaar, daarna groeien ze vast.
2. Cartilagineuze gewrichten
Cartilagineuze gewrichten, waarvan de verschillende delen van het bot door kraakbeen met elkaar verbonden zijn. Door het kraakbeen laten ze iets meer beweging toe. Voorbeelden zijn de tussenwervelschijven en de schaambeenderen (bekken) van een vrouw, waarbij, doordat nog enige beweging mogelijk is, er bij de geboorte een kind doorheen kan.
3. Synoviale gewrichten
Synoviale gewrichten, waarbij de uiteinden van de botten bedekt zijn met een gladde laag kraakbeen en waarin zich in de holte tussen de botten gewrichtsvloeistof (synoviale vloeistof) bevindt, die de wrijving vermindert. De synoviale gewrichten kunnen op hun beurt worden onderverdeeld in verschillende groepen, afhankelijk van de manier waarop de botten langs elkaar bewegen:
Gewrichtsvormen
• kogelgewricht.
Het kogelgewricht heeft de grootste bewegingsmogelijkheden. Het gewricht heeft 3 assen. Het bestaat uit een kogelvormige gewrichtskop, die in een holle kogelvormige gewrichtskom past. De gewrichtskop draait niet alleen in elke richting, maar ook om zichzelf heen, als het niet door vaste gewrichtsbanden geremd wordt. De diepe kom en een bolle kop maken bewegingen rond de verticale, sagittale en transversale as mogelijk. Een been kan zowel naar voren en naar achteren, als naar opzij bewegen door het kniegewricht. Bij het schoudergewricht is het mogelijk om je arm op te heffen en te laten zakken, maar ook uit te spreiden naar de zijkant van je lichaam af en om draaiende bewegingen te maken. Het heupgewricht behoort tot het nootgewricht en dat is een kogelgewricht. Maar bij je heup is de bewegingsvrijheid wat minder, omdat de gewrichtskom de gewrichtskop voor 2/3 omsluit. Zo wordt de heupkop tegen het uit de kom schieten beschermd.
• scharniergewricht.
Een scharniergewricht is de eenvoudigste gewrichtsvorm en lijkt op een scharnier. Het kan maar één kant op bewegen en heeft 1 as. Het gewricht bestaat uit een op een wals lijkende gewrichtskop en een gewrichtskom, die de gewrichtskop grotendeels omsluit. De gewrichten in de vingers zijn knokkel- en scharniergewrichten. De knokkelgewrichten van de vingers zijn de scharnieren tussen de middenhandsbeentjes van de hand en de basiskootjes van de vinger. De middenhandsbeentjes liggen tussen de polsbeentjes en de vingers. De pols, ellenboog, enkel en de knie zijn een scharniergewricht.
• rolgewricht.
Bij een rolgewricht rollen twee botten ‘om elkaar heen’. Een rolgewricht heeft 1 as. De onderarm heeft een rolgewricht, bestaande uit het spaakbeen en de ellepijp. In een rolgewricht kan het ene bot in zijn lengteas om het andere bot draaien. De ellepijp, die in de ellenboog aan de kant van de pink zit, is met de hand verbonden door middel van een rolgewricht. De ellepijp kan zo om het spaakbeen heen draaien. Daardoor kun je je handen draaien.
• draai- of spilgewricht.
Bij een draaigewricht draait een bot in een ring, dat door een ander bot gevormd wordt, zoals bij de bovenste halswervel, wanneer je je hoofd draait. Dat zijn de atlas en de draaier, die samen een gewricht vormen. Door dit gewricht kan je hoofd opzij draaien.
• zadelgewricht.
Het zadelgewricht bestaat uit twee twee ‘zadelvormige’ botjes, die in het ene vlak een holle (concave) en in het andere vlak een bolle (convexe) kromming hebben. Het gewricht heeft 2 assen. Het gewricht van het handwortelbeentje en het middenhandsbeentje van de duim is een voorbeeld. Aan een zadelvormig gewrichtsvlak van het trapezevormig been sluit het zadelvormig gewrichtsvlak van het eerste middenhandsbeentje aan. Ze bewegen om twee assen heen. Om de ene as kan de duim aangetrokken en gespreid worden en om de andere as kan de duim naar binnen en naar buiten draaien. Het maakt complexe bewegingsprocessen van je hand mogelijk en dezelfde bewegingen als bij het kogelgewricht.
• vlak gewricht.
Een vlak gewricht heeft twee platte gewrichtsvlakken, die over elkaar heen kunnen glijden van voor naar achteren en opzij. Hun vorm, vooraan hoger, achteraan lager, maakt het mogelijk voorover en terug te buigen. Een voorbeelden zijn de gewrichten tussen de handwortelbeentjes en de voetwortelbeentjes of de tussenwervelgewrichten van de halswervels.
• straf gewricht.
Bij een straf gewricht zitten de kop en kom in één stand op elkaar, zodat beweging beperkt mogelijk is. Een voorbeeld is het SI-gewricht, dat is het gewricht tussen het heiligbeen en het darmbeen.
• ellipsvormig (eivormig) gewricht.
Een eivormig gewricht bestaat uit een eivormige kop in een kom. Een eivormig gewricht zit bijvoorbeeld tussen het vingerkootje en het middenhandsbeentje, bijvoorbeeld waar je vinger aan de handpalm vastzit. Het lijkt op het kogelgewricht, maar de kogel is niet rond, maar ellipsvormig. Het polsgewricht heeft ook een ellipsvormige kop in een kom met een hol- en bolvormig gewrichtsvlak. Het ene vlak maakt strek- en buigbewegingen mogelijk, het andere vlak kan bewegingen in de richting van de duim of de pink maken. Daardoor zijn er meer bewegingsmogelijkheden, want het maakt bewegingen rond de verticale, sagittale en transversale as mogelijk. Het gewricht heeft 2 assen. Een ander voorbeeld is het enkelgewricht.
Gewrichtskapsel
Het gewricht heeft een gewrichtskapsel met daarin de gewrichtskop en de gewrichtsholte.
Het gewrichtskapsel omsluit het gehele gewricht en vormt samen met de gewrichtsbanden (ligamenten), pezen en spieren een beschermend omhulsel. Het gewrichtskapsel bestaat uit bindweefsel, dat van binnen met slijmvlies is bekleed. De binnenste laag bindweefsel van het gewrichtskapsel maakt de synoviale vloeistof aan. Het slijmvlies zorgt er door afscheiding van de synoviale vloeistof voor, dat de gewrichten makkelijk kunnen scharnieren.
De gewrichtskop is bedekt met een laagje glad kraakbeen. De kraakbeenschijven tussen de beenderen (meniscus, discus of tussenwervelschijf) bestaan ook uit een gladde laag kraakbeen.
In de gewrichtsholte zit de synoviale vloeistof, die voorkomt, dat de gewrichtskoppen tegen elkaar schuren. De binnenste laag bindweefsel van het gewrichtskapsel maakt de synoviale vloeistof aan.
Het uiteinde van de botten (gewrichtskoppen) is bedekt met kraakbeen, dat de oneffenheden van het gewrichtsoppervlak egaliseert. Het kraakbeen is vervormbaar (elastisch) en kan daardoor schokken opvangen.
De gewrichtsvloeistof (synovium) vermindert de wrijving tussen de gewrichtsvlakken en zit in een gewrichtskapsel, dat het gewricht met zijn sterke bindweefsel bij elkaar houdt.
Het op de juiste manier functioneren van een gewricht hangt af van een uitgebalanceerde samenwerking van de botten, spieren, pezen, ligamenten en zenuwen. Het uitvallen van één van deze factoren is genoeg om het gewricht slechter te laten werken.
Gewrichtspijn
De pijn in de gewrichten zorgen voor pijn, stijfheid en/of zwelling, vaak met het rood en warm worden van het gewricht. De oorzaak kan een ontsteking zijn, het verdwijnen van het laagje kraakbeen door bijvoorbeeld artrose of een blessure.