Kun je op basis van DNA voorspellen hoe je reageert op reumamedicijnen?
‘’30% minder bijwerkingen als medicatie op DNA wordt afgestemd’’. Meerdere media lieten ons begin februari dit nieuws weten. Zelfs het NOS-journaal besteedde er uitgebreid aandacht aan. En begrijpelijk, want 30% minder bijwerkingen is niet mis. Maar kun je deze DNA-testen ook bij mensen met reumatische aandoeningen doen? En kun je het DNA dan ook gebruiken om het effect van de medicatie te voorspellen? Kan de reumatoloog, als die vooraf wat DNA afneemt, op basis van het DNA kijken welk medicijn voor jou het meest effectief is én de minste bijwerkingen geeft? Bart van den Bemt, bijzonder hoogleraar Personalized Pharmaceutical Care en medisch manager bij de Sint Maartenskliniek, schreef erover in ReumaMagazine.
DNA: ons persoonlijk codeboek
Ieder mens is anders, en reageert ook anders op medicijnen. Zo kan het effect van het medicijn afhangen van je geslacht, gewicht, lichaamsbouw en afkomst. Maar los van deze kenmerken, reageren mensen ook anders op medicijnen omdat ze een ander DNA hebben. DNA (Deoxyribo Nucleic Acid) is de stof in ons lichaam die alle erfelijke informatie bevat. Zo codeert DNA welke kleur ogen je hebt, welke kleur haar en welk geslacht. Ieder DNA is uniek; alleen eeneiige tweelingen hebben hetzelfde DNA.
Hoe beïnvloedt DNA het effect van een medicijn?
Wanneer je een medicijn inneemt, neemt je lichaam het doorgaans in het bloed op via de maag en de darmen. Van daaruit wordt het verder verspreid door het hele lichaam. Maar zodra het medicijn in het bloed is, probeert het lichaam de meeste medicijnen af te breken. Dit gebeurt via allerlei chemische reacties, die vooral in de lever plaatsvinden.
Enzymen
Enzymen hebben de hoofdrol bij deze afbraakreacties. Enzymen zijn eiwitten, een soort minilaboratorium, die zorgen voor allerlei chemische reacties in het lichaam. Door al die afbraakreacties werkt het medicijn op een gegeven moment niet meer. Je moet het opnieuw innemen. Medicijnen die je lichaam snel afbreekt, moet je vaak (meerdere keren per dag) toedienen. Dat is niet nodig bij medicijnen die langzaam afbreken, zoals sommige biologicals.
Het wisselt van persoon tot persoon hoe snel een medicijn wordt afgebroken. Dat een medicijn bij sommige mensen langer doorwerkt dan bij anderen, komt door de ‘afbraak’-enzymen. Die zijn niet bij iedereen in dezelfde mate aanwezig. Sterker nog: sommige mensen hebben bepaalde enzymen helemaal niet. Een bekende ‘familie’ van enzymen die medicijnen afbreken, zijn de zogenaamde cytochroom P450-enzymen. Deze familie bestaat uit vele enzymen, die allemaal afkortingen hebben. Zo heet één van de enzymen CYP1A2, weer een ander CYP3A4, en ga zo maar door. Deze enzymen zijn betrokken bij de afbraak van 80% van de medicijnen. Niet iedereen heeft evenveel cytochroom P450-enzymen. Sommige mensen missen enkele enzymen, terwijl er bij anderen minder enzymen dan normaal voorkomen.
Als je deze enzymen mist, dan breekt je lichaam het medicijn beduidend langzamer af. Dat betekent dat je meer medicijn in je bloed krijgt en het ook langer in je bloed blijft. Hierdoor neemt de kans op bijwerkingen toe. Andersom kan ook. Sommige mensen hebben meer enzymen dan normaal. Bij deze mensen wordt het medicijn sneller afgebroken dan normaal. Deze mensen krijgen te weinig medicijn in het bloed en de kans is dan groter dat het medicijn niet werkt.
Vier groepen op basis van afbraaksnelheid
Je kunt mensen per enzym indelen in vier groepen, op basis van de snelheid waarmee deze enzymen het medicijn afbreken. Vaak worden deze groepen met de Engelse benaming aangeduid:
- Mensen die het medicijn niet of heel langzaam afbreken (Poor Petaboliser (PM)). Deze mensen hebben meer medicijn in het bloed en daarmee meer en langer effect en meer bijwerkingen.
- Mensen die er qua afbraaksnelheid tussenin zitten (Intermediate Metaboliser (IM)). Deze mensen hebben iets meer medicijn in het bloed en daarmee iets meer en iets langer effect en bijwerkingen.
- Mensen die het medicijn normaal afbreken (Extensive Metaboliser (EM)). Deze mensen hebben normale hoeveelheden in het bloed en normale mate en duur van effect en bijwerkingen.
- Mensen die het medicijn sneller afbreken (Ultrarapid Metaboliser (UM)). Deze mensen hebben minder medicijn in het bloed en daarmee minder en korter effect en bijwerkingen.
Wanneer je arts een medicijn voorschrijft dat door een van de CYP450-enzymen wordt afgebroken, dan is het soms te overwegen om vooraf via een DNA-test te kijken tot welke groep je behoort. Ben je een langzame afbreker, dan heb je een lagere dosis nodig, dan wanneer je een snellere afbreker bent. Of dat daadwerkelijk mogelijk is, hangt af van het type medicijn, de bijwerkingen van het medicijn en de kans dat je een afwijkend enzympatroon hebt. Mocht het verstandig zijn om te kijken tot welke groep je behoort, dan kan dat door wat bloed, wangslijmvlies of speeksel af te nemen. Speciale laboratoria kunnen dan bepalen tot welke groep je behoort, waarna de arts of apotheker kan adviseren welk medicijn in welke dosis voor jou het meest geschikt is.
Heeft het testen van DNA zin bij reumamedicijnen?
Het korte antwoord is: voor reumamedicijnen op dit moment niet. Reumamedicijnen worden niet of nauwelijks afgebroken via de cytochroom P450-enzymen, waardoor het testen van DNA hierop niet zinvol is. Het reumamedicijn azathioprine breekt je lichaam via een ander enzym af, waar artsen soms wel voor testen. Inmiddels zijn er vele onderzoeken geweest, die hebben gekeken of andere DNA-kenmerken het effect of bijwerkingen van een reumamedicijn kunnen voorspellen. Dit is echter niet het geval. Maar omdat veel mensen met reuma ook andere medicijnen (zoals bloedverdunners en middelen bij psychische klachten) gebruiken, kan het soms toch verstandig zijn om een DNA-test te laten doen. Bijvoorbeeld als een medicijn onverwacht veel sterker of minder sterk werkt.
Het onderzoek naar het voorspellen van effect en bijwerkingen van medicijnen gaat gewoon door. Het is daarom niet ondenkbaar dat in de toekomst het effect van het medicijn beter voorspelbaar wordt.
Bron
Kun je voorspellen hoe mensen reageren op reumageneesmiddelen? – ReumaMagazine