Heup – risico en informatie
Risico’s (complicaties) aan de heup
Er bestaat bij een operatie altijd een kans op een complicatie, ondanks alle voorzorgsmaatregelen:
• Een wondinfectie bij de operatie.
Je krijgt voor, tijdens en na de operatie antibiotica. Maar als je koorts krijgt, dan heb je kans, dat er een wondinfectie ontstaat. Door de wondinfectie kan de prothese, die geplaatst is, losraken. Je heup is rood en pijnlijk. Een infectie kan ook een paar dagen na de operatie opkomen. Soms is dan opnieuw een operatie nodig om de pus uit de wond weg te halen. Als je rookt, dan heb je grote kans op een wondinfectie. Je mag niet roken, totdat je wond is genezen. De kans bestaat, dat de prothese anders weggehaald moet worden. Je krijgt dan pas een nieuwe prothese, als de wondinfectie volledig weg is.
• Een infectie in je heupprothese.
Een infectie is in de meeste gevallen goed met antibiotica te behandelen. Als de infectie niet verbetert met antibiotica, moet je opnieuw geopereerd worden. Bij deze vervolgoperatie wordt de heupprothese opengemaakt en schoongespoeld. Dat gebeurt op dezelfde plek (litteken) van de eerste operatie. Alle onderdelen van je heupprothese worden schoongespoeld met een zoutoplossing. Maar een prothese kan jaren later na een operatie nog geïnfecteerd raken met bacteriën, die de prothese bereiken via je bloedsomloop. Daarom is het belangrijk om bij koorts of een infectie ergens anders in je lichaam dit meteen te melden bij je dokter of orthopeed. Het kan bijvoorbeeld gaan om een ontsteking van je kiezen of tanden, een steenpuist, een ontsteking aan je nagel, een keelontsteking, een gewrichtsontsteking, een wond met pus of een blaasontsteking. Het kan ook gaan om bepaalde ingrepen bij, bijvoorbeeld, de KNO-arts, de kaakchirurg, een hartklepoperatie of een galblaasoperatie.
• Een (na)bloeding.
Het plaatsen van een heupprothese geeft altijd enig bloedverlies. Tijdens de operatie worden bloedingen door de orthopeed grotendeels gestelpt. Maar ook na de operatie kan er nog enig bloedverlies optreden. Je kunt daardoor tot zes weken na de operatie een dik, blauw en stijf been hebben. Er wordt na de operatie wel een drukverband op de dichtgemaakte wond gezet om een nabloeding uit de wond te voorkomen. Je hebt de meeste kans op een nabloeding in de eerste 24 uur na je operatie en dit risico neemt daarna snel af. Een bloeding is pas een complicatie, als je veel bloed verliest, je heup veel dikker is dan gemiddeld of de wond bloederig blijft lekken. De kans hierop is groter bij gebruik van bepaalde antistollingsmedicijnen. Bij een grotere bloeding kan een bloedtransfusie nodig zijn.
• Een stijve heup.
Een veel voorkomende complicatie is langdurige stijfheid van en pijn in je heup. De oorzaak van de stijfheid is ingroei van littekenweefsel langs de prothese. Dit kan gebeuren op plekken, waar tijdens de operatie bot, kraakbeen of gewrichtsbanden verwijderd zijn. Door dit stugge littekenweefsel (bindweefsel) kan er een stijve heup ontstaan. Het littekenweefsel beperkt ook het bewegen van je heup. Je kunt de verstijving van het littekenweefsel verminderen door meteen na de operatie met oefenen te beginnen.
• Een beknelling of oprekking van een zenuw.
De zenuwen in je been liggen heel dicht bij het gewrichtskapsel van de heup. Daarom kan een zenuw bekneld of opgerekt raken tijdens de operatie. De oorzaak kan zijn: de operatie zelf, de ligging tijdens de operatie (rek op de zenuw), de verdovingsprik of een combinatie hiervan. Dit wordt natuurlijk, als het kan, hersteld tijdens de operatie. Zo’n beschadiging maakt je herstel wel moeilijker. Een zenuwbeschadiging kan leiden tot (tijdelijk) meer pijn, een verminderd gevoel in een deel van je been of in het ergste geval een klapvoet.
• Een scheurtje in het bot.
Bij de operatie kan er een scheurtje in het dijbeen of het bekken ontstaan. Een bot kan al aangetast zijn door bijvoorbeeld osteoporose (verlies van botmassa) of een infectie. Je kunt je been de eerste tijd niet of minder belasten, zodat het scheurtje goed kan genezen. Dat hangt af van de plek en de grootte van het scheurtje.
• Een vervroegde loslating van de prothese.
Loslating van de prothese is een natuurlijk proces, dat optreedt door een reactie tussen de prothese en je botten. Als de prothese los gaat zitten, moet deze vervangen worden door een nieuwe (vaak grotere) prothese. Bij ongeveer een kwart van de geopereerde patiënten is vervanging binnen 15 jaar nodig na het plaatsen van de eerste heupprothese. Je merkt, dat de prothese loslaat, omdat je langzamerhand meer pijn aan je heup krijgt.
• Een heupluxatie.
De heupkop kan uit de heupkom schieten (heupluxatie), vooral in de eerste maanden na de operatie. Dit kan gebeuren als de spieren en het gewrichtskapsel rondom de heup nog niet voldoende hersteld zijn om de heupkop op zijn plaats te houden. Om dat te voorkomen, krijg je leefregels mee naar huis. Als je je daaraan houdt, is de kans op een luxatie klein.
Als de heupkop tóch uit de heupkom schiet, dan moet de kop weer in de kom geplaatst worden. Dit wordt op de Spoedeisende hulp gedaan of onder algehele narcose op de operatiekamer. Als de operatiewond weer opnieuw geopend moet worden, krijg je een korte ziekenhuisopname. Bij een heupluxatie voel je een klik in je heup en heb je veel pijn. Als je vaker een luxatie hebt, dan moet je misschien 12 weken een brace dragen.
• Een kans op trombose of longembolie.
Bij de operatie kan een ader in je onderbeen verstopt raken door een bloedprop (trombosebeen). Als deze bloedprop uit de ader loskomt en met het bloed mee stroomt naar de longen, kan dit een longembolie veroorzaken. Dit is een verstopping van een bloedvat in de longen, waardoor de longen schade oplopen. Tijdens en na de operatie krijg je medicijnen, die de kans op trombose en een longembolie verminderen. Na een heupoperatie heb je meer kans op een trombosebeen. Om te zorgen dat je geen trombosebeen of longembolie krijgt, gebruik je 6 weken na de operatie elke dag een antistollingsmiddel (antitrombose-prikjes). Je blijft na je ontslag uit het ziekenhuis drie maanden onder toezicht van de trombosedienst.
• Een verschil in beenlengte.
Soms kan er na de operatie een verschil zijn in beenlengte door:
› het korter worden van sommige spieren door de operatie. Als je oefent, kunnen deze spieren weer op lengte komen en verdwijnt het verschil in beenlengte.
› de plaatsing van de prothese. Voor een goede stabiliteit en beweeglijkheid van je nieuwe heup is het soms niet mogelijk om een prothese te plaatsen zonder dat er een verschil in beenlengte ontstaat. Dit verschil is meestal 1 tot 2 centimeter. Na ongeveer drie maanden is duidelijk of het beenlengteverschil blijvend is. Een beenlengteverschil tot 2 centimeter komt trouwens ook voor als je niet geopereerd bent. Als je last van het verschil in lengte hebt, dan kun je een inlegzooltje in je schoen plaatsen. Als het nodig is, kun je ook een hakverhoging laten plaatsen door de schoenmaker.
• Een doorligplek.
Er kunnen al binnen 24 uur na de operatie drukplekken (doorligplekken) ontstaan door het liggen in bed en de druk op de huid. Dat gebeurt vooral bij de hiel en je zitvlak (stuitje). Zodra je op deze plekken pijn of een branderig gevoel merkt, moet je dat zeggen tegen de verpleegkundige. Als je uit bed komt of steeds anders gaat liggen, kun je zorgen, dat je geen drukplekken krijgt. De verpleegkundige of de fysiotherapeut zal je vertellen hoe je dit het beste kunt doen.
• Een delier.
Kwetsbare patiënten kunnen verward raken door de narcose, de pijnstilling en de operatie. Een delier of delirium is een plotselinge verwardheid. De ernst van verwardheid kan het ene moment erger zijn dan op het andere. Een delier komt geregeld voor en begint altijd plotseling. De intensiteit van een delier verschilt gedurende de dag. Een delier is te herkennen aan:
› je hebt een verminderd bewustzijn (wie en waar ben je) en verminderde concentratie.
› een vraag moet vaak meerdere keren gesteld worden en je maakt een afwezige indruk.
› je hebt een verstoord dag- en nachtritme.
› je denkprocessen zijn verstoord, zoals versneld, vertraagd, verward, gefragmenteerd, ongericht. Niet meer logisch nadenken waardoor je verward en onsamenhangend praat.
› je bent gedesoriënteerd in tijd, plaats en persoon.
› je bent prikkelbaar of geagiteerd (onrustig).
› je hebt snelle en onvoorspelbare stemmingswisselingen.
› je kunt last hebben van hallucinaties en waanideeën, die je angstig maken.
› je bent motorisch onrustig, bijvoorbeeld rusteloos, plukkerig, trekt aan infuusslangen en katheter.
Meer informatie heup
Schooltv I Heupgewricht I https://schooltv.nl/video/heupgewricht-met-het-kogelgewricht-kun-je-vele-kanten-op
Totale heupprothese – orthopedisch chirurg Job van Susante – Rijnstate I https://youtu.be/UZKf125RF-0?si=7s15XWEtFOR7DwKA
Uw heupprothese uitgelegd door uw chirurg – Orthopedie AZ Delta Roeselare I https://youtu.be/YKwrnU7EMGM?si=K_NZJJvnzCvmoApJ
Een nieuwe heup – Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis I https://youtu.be/0R2qZTJWuqo?si=MknstNAwY5HLI_ir
Animatie heupprothese gecementeerd – zorgvoorbeweging I https://youtu.be/PFOiVc2B8E8?si=_vmcLjrLLPL5yJPL
Animatie heupprothese ongecementeerd – zorgvoorbeweging I https://youtu.be/bwv7JoKkS3A?si=ceIw2MQgiuxqQbSR
Auto instappen met een heupprothese – Antoniusziekenhuis I https://youtu.be/CIWthbgvicA?si=yDzmG1gvdngjPVj0
Instappen in een auto – Radboudumc I https://youtu.be/mzYZsWbgW5k?si=eMAu2MbaLnxNU9PP
Instructievideo na heupoperatie: traplopen met krukken – Topaz Zorg I https://youtu.be/C-0pRZ-0W9g?si=9m4p6FsrZ-d609MF