Edgar Stene schrijfwedstrijd 2023 – Astrid Sibbes
Astrid Sibbes: 2e prijs
Artsen zijn net echte mensen
Vroeger was de dokter een oude man die achter een groot eiken bureau zat. Daar kwam hij dan ook bijna nooit achter vandaan. De dokter was een man met gezag, en zijn woord was wet.
Toen ik zeven jaar was, kwam ik van de ene op de andere dag onder de rode vlekken te zitten. Alle kinderziektes had ik al achter de rug, dus mijn moeder ging met mij bij de huisdokter op audiëntie. Blijkbaar was het heel ernstig, want de dokter kwam zelfs achter zijn bureau vandaan om naar mijn ontblootte lijf te kijken. Het bleek inderdaad lastig, we kregen een verwijskaart voor een huidarts.
Ook de huidarts was een oude man, met het verschil dat hij niet altijd achter een bureau zat. We gingen regelmatig naar hem toe, en ik kreeg steeds een andere zalf om op mijn huid te smeren. Ik bleek psoriasis te hebben. De huidarts was aardig en sprak tegen mij in plaats van over mijn hoofd tegen mijn moeder. Hij leek wel een gewone meneer in een witte jas.
Ongeveer de helft van de mensen met psoriasis krijgt ook gewrichtsklachten. Toen ik vijfentwintig was, en met behoorlijk last van mijn handen bij een reumatoloog terecht kwam, had ik binnen een week officieel artritis psoriatica. Ik woonde uiteraard al jaren zelfstandig, en was niet meer afhankelijk van de onderdanige houding die mijn moeder altijd had naar een arts toe.
Voor mij zijn mensen gelijk. Ik doe niet aan voetstukken op grond van opleiding of witte jas, maar op grond van inzet. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om de man of vrouw die de verwarming komt repareren, of iemand die een recept voorschrijft. Een verwarming die goed werkt is soms veel belangrijker.
Toen ik naar een andere stad verhuisde en op een reumapoli terecht kwam waar maar één reumatoloog was, kwam ik in de problemen. De reumatoloog had weinig oog voor mijn klachten, en ontkende zelfs dat ik van een bepaald gewricht last kon hebben, terwijl ik verging van de pijn, en het gewricht rood en gezwollen was. In een vlaag van woede en ontreddering om dit onbegrip heb ik toen geroepen dat hij maar eens aan bijscholing moest gaan doen. Zijn antwoord was dat ik niet meer terug hoefde te komen. En mijn antwoord daarop was dan weer dat ik wel een arts zou zoeken, die wél aan bijscholing deed.
Na deze aanvaring kwam ik op de reumapoli van een academisch ziekenhuis terecht. Dat was een verademing. Er liepen niet enkel mannen rond, ook waren er veel vrouwelijke artsen. En het waren geen oude mannen en vrouwen, maar inmiddels gewoon mensen van mijn eigen leeftijd. Dat schept ook wel een band.
Met twee chronische aandoeningen, die af en toe lastig in toom te houden zijn, kom je met veel artsen in contact. In een academisch ziekenhuis kom je met extra veel artsen in contact. Het is immers een opleidingsinstituut. Niet alleen loopt er af en toe een coassistent mee met de consulten, er wordt ook regelmatig van arts gewisseld. Dat vind ik niet erg. Ik hoef niet een jarenlange band op te bouwen met een arts. Als ik na twee jaar weer een ‘nieuwe’ krijg vind ik dat prima. Het spreekwoord zegt: ”Nieuwe bezems vegen schoon”. Ik heb dus nooit last van een ‘oude arts met ingesleten ideeën’. Wel moet ik iedere twee jaar weer kennis maken met een nieuwe arts. Waren het vroeger oude mannen achter een bureau, inmiddels zijn het leuke jongens en meiden die mijn zoon of dochter hadden kunnen zijn.
Ik heb ondertussen geleerd dat je alles kunt vragen aan een arts. Daarin ga ik ver. Immers, als ze het dossier gelezen hebben, weten de artsen alles over je. Dan wil ik ook wel eens iets over hen weten. Daarom vraag ik soms wat hun beweegreden was om voor het vak reumatologie te kiezen. Dan krijg je heel leuke antwoorden. En soms ook een heel goed inzicht in hun motivatie.
Als mij iets niet duidelijk is over een behandeling, of over waarom ik iets niet of juist wel moet doen, dan geef ik dat duidelijk aan. Ik wil altijd het hoe en waarom weten. Soms vraag ik wel eens om het nog een keer in gewone mensentaal te herhalen, omdat ik geen medische opleiding heb. Ik vraag gewoon, want een arts kan niet aan mijn neus zien of ik iets wel of niet begrijp.
Zelf vind ik het immers ook prettig als iemand het aangeeft, als ik iets vertel wat niet helemaal duidelijk is. En ik krijg altijd een bevredigend antwoord.
Ik zie mijn arts als een soort compagnon, met wie ik samen mijn reumaprobleem moet oplossen. Hij of zij vanuit zijn of haar professionele optiek, en ik vanuit mijn-inmiddels veertig jaar lange ervaring. En daar komen we meestal wel uit. Als je een arts behandelt zoals jezelf behandeld wil worden, dan komt het wel goed. Zij kunnen ook wel eens met het verkeerde been uit bed gestapt zijn, of net een nare ervaring achter de rug hebben. Ze kunnen ook geen gedachten lezen.
Want wees nou eerlijk: artsen zijn net echte mensen.
Juryrapport
Astrid Sibbes schreef het verhaal met als titel: Artsen zijn net echt mensen. Alleen de titel zet je al aan het denken. Dat een goede communicatie tussen arts en patiënt ook te maken heeft met hoe je elkaar ziet. Astrid begint haar verhaal met een beschrijving ook hoe men vroeger naar een arts op keek: “Vroeger was de dokter een oude man die achter een groot eiken bureau zat. De dokter was een man met gezag, en zijn woord was wet”.
Op 25e jarige leeftijd ontwikkel ze naast psoriasis ook artritis psoriasis, maar aan de onderdanige houding zoals haar moeder altijd had ten opzichte van artsen, had ze geen boodschap aan. De schrijfster beredeneert mooi dat ze niet aan voetstukken doet op grond van opleiding of een witte jas. Maar dat het vooral gaat om inzet. Man, vrouw of wat iemands beroep is maakt niet uit. Astrid schrijft: ‘Een verwarming repareren is soms belangrijker dan het voorschrijven van een recept’.
Onbegrip van een van haar vroegere reumatologen bracht haar in de problemen, toen ze liet weten dat hij maar eens aan bijscholing moest doen. Astrid merkte vervolgens dat ze het ook kan treffen met artsen. Dat je artsen alles kunt vragen, want: “Artsen weten ook alles over jou”. Voor de schrijfster is het extra belangrijk dat je duidelijk moet aangeven als je extra uitleg wilt hebben. Als je meer uitleg wilt hebben in gewone mensentaal. Astrid ziet haar arts nu als een compagnon, met wie je samen jouw reumaprobleem moet oplossen. Ze schrijft: “Hij of zij vanuit zijn of haar professionele optiek, en ik vanuit mijn inmiddels veertig jaar lange ervaring.” Dat je een arts moet behandelen, zoals je zelf ook behandeld wil worden. En dat ze geen gedachten kunnen lezen. Je eindigt jouw verhaal heel pakkend met de zin: “Want wees nou eerlijk: artsen zijn net echte mensen”. Een boodschap die blijft hangen en heel treffend aangeeft wat belangrijk is je communicatie met een arts. Een mooi en pakkend persoonlijk verhaal.