Edgar Stene schrijfwedstrijd 2023 – Anniek van Dijk

Anniek van Dijk: eervolle vermelding

Communiceren is blootgeven

Het is een doodnormale donderdagmiddag. Mijn arts belt. Ik ben aan het werk, maar neem het telefoontje toch op. In het kader van mijn nieuwe lijfspreuk ‘gezondheid op nummer 1’, ben ik ertoe verplicht.

Een aantal jaar geleden had ik de telefoon laten gaan. Toen deed ik alles om niet herinnerd te worden aan mijn gezondheid. En dan vooral de slechte conditie daarvan. Iets meer dan drie jaar geleden stond ik als 21-jarige namelijk met beide benen in het leven. Ik behaalde mijn bachelorsdiploma Pedagogische Wetenschappen aan de universiteit. Als afsluiter van deze periode zouden mijn vriend en ik een maand gaan backpacken in Maleisië. Ik was me toen wel enigszins bewust van de sluimerende Reuma in mijn lijf, maar het feit dat dit een reëel plan was, zegt alles over hoe goed het met me ging. Vlak voor deze reis besloot ik contact op te nemen met mijn toenmalige arts. Niet om te vragen of dit wel een goed idee was. Nee, om praktische redenen. Ik wilde advies over hoe ik mijn gekoelde medicatie (de enige wekelijkse herinnering aan mijn ziekte) koel zou kunnen houden. De arts schrok en vroeg me met enige verbazing waarom ik deze reis niet eerder met haar had overlegd! Een aantal discussies en bloedcontroles later kreeg ik toch groen licht en vertrok ik richting Maleisië. Op dat punt vond ik de communicatie met mijn arts vooral een last. Want waarom moest zij haar goedkeuring verlenen voor hetgeen dat ik met mijn leven wilde doen? Dat bepaal ik toch zelf wel?

De eerste drie weken van de vakantie waren vergelijkbaar met het weer in Maleisië: geen vuiltje aan de lucht. Maar de laatste week pakten donkere wolken zich ineens boven onze mooie reis samen. Ik kreeg een fikse buikgriep. Eentje die je alleen maar in de hotelkamer kunt uitzitten. Om mijn lichaam de ruimte te geven het probleem op te lossen, besloot ik in overleg met de arts om kortstondig te stoppen met de medicatie die ik toen gebruikte. Nu voelde het advies van de arts niet meer zo onnodig. Maar als ik achteraf had geweten welke gevolgen dit voor mij zou hebben, had ik de reis naar Maleisië aan me voorbij laten gaan. In één week tijd takelde mijn gezondheid zo erg af, dat mijn vriend op de terugreis naar huis niet met één, maar met twee backpacks zeulde. Ik was gewoonweg niet meer in staat om de backpack, en eigenlijk ook mezelf, te dragen. Eenmaal thuis ging ik om met de ziekte zoals ik al jaren deed: negeren en doorgaan. Mijn vriend en ik gingen samenwonen Nijmegen. In een kamer op de bovenste verdieping. Dat het beklimmen van de trappen tijdens de bezichtiging al lastig ging, vond ik toen niet echt reden tot zorg.

Ik begon met de master Pedagogische Wetenschappen en vond een baan bij een specialistische oppascentrale. Ook het feit dat ik hierdoor drie keer in de week meer dan een half uur moest fietsen, tackelde ik met dezelfde tactiek: negeren en doorgaan. Na een tijdje ging dat fietsen niet meer, dus besloot ik in die gedachtesfeer een nieuwe baan te zoeken in plaats van rust te nemen. Het ironische is dat ik destijds van mening was dat ik heel goed naar mijn lichaam luisterde door te stoppen met het vele fietsen. Ik vond een baantje in de jeugdgevangenis. Dat lag volledig in lijn met het doel dat ik voor ogen had: een hardwerkende orthopedagoog worden. Maar met de week werd het moeilijker om naar de gevangenis te gaan, via het poortje de lange gang door te lopen om achter mijn bureau te zitten. De ontstekingen in mijn knieën waren meer aanwezig dan ooit. En in plaats van naar de steeds harder wordende stem van mijn lijf te luisteren, ging ik gewoon met krukken naar werk en belde ik de arts met de vraag of de dosis prednison niet wat opgehoogd kon worden. Na een aantal telefoontjes ontstond er een flinke discussie. De arts vond dat ik mijn ziek-zijn onder ogen moest komen. Ik moest mijn lijf rust geven. Ik vond dat mijn arts mij totaal niet begreep. Dus ik besloot een nieuwe arts te zoeken, eentje die mij wel zou begrijpen. En die vond ik ook. Bij haar luchtte ik mijn hart over het feit dat ik me zo onbegrepen voel, omdat ik aan mijn carrière wil werken. Zij voelde dat onbegrip haarfijn aan en gaf me weer wat vertrouwen in een verdere behandeling.

Ondertussen zijn we drie jaar, een tiental prednison spuiten in mijn knie en acht nieuwe soorten medicatie verder. De band met mijn arts is op een positieve manier gegroeid. Zo positief dat we het in gesprekken niet alleen hebben over mijn gezondheid, maar ook over paardrijden, mijn nieuwe pup en even later haar nieuwe pup, vakanties, voeding en nog veel meer. We hebben contact via belafspraken of afspraken in haar spreekkamer. Als er echt iets is, kan ik haar direct via de mail bereiken. Wanneer mijn arts vertelt dat ze in een ander ziekenhuis gaat werken, kan ik haar begrip niet missen en verhuis ik met haar mee. Onze band is denk ik zo geworden, omdat zij altijd de ruimte heeft genomen écht naar mij te luisteren en mij als geheel (en niet alleen als patiënt) te zien. Dat ze me voorafgaand aan een afspraak in het ziekenhuis mailt met de vraag of ik iets eerder wil komen, zodat we een kopje koffie kunnen drinken, laat dit heel goed zien.

Toch is het belangrijkste voorbeeld het punt waarop de ontstekingswaarden in mijn bloeduitslagen éindelijk zijn gedaald. Dit na ontelbare ritjes naar het ziekenhuis en perioden van zo veel pijn dat ik het leven niet meer zo zag zitten. Wanneer de arts me dit vertelt, ze heeft het zelfs geprint zodat ik het bewijs mee naar huis kan nemen, begin ik spontaan te huilen. Ik voel op dat moment zoveel opluchting dat ik de tranen niet tegen kan houden. Het goede nieuws raakt de arts en ook in haar ogen zie ik wat tranen opkomen. Ik besef me dat ik in onze gesprekken langzaam heb geleerd mezelf bloot te geven. Dat de communicatie met mijn arts veel verder gaat dan praktische gesprekken over gezondheid en medicatie. Dat we een vertrouwensband hebben opgebouwd waarin er ruimte is om mijn emoties en gedachten te laten spreken. Eentje waarin ik snikkend mag laten weten dat ik geen prednison meer wil omdat ik me niet meer zo opgejaagd, niet meer zo dik en vooral niet meer zo verwijderd van mezelf wil voelen. Maar ook eentje waarin ik lachend mag vertellen dat ik in het weekend iets te veel wijntjes heb gedronken. Waarna zij dan stiekem de leverwaarden in mijn bloed checkt. Ik besef me dat communiceren, écht communiceren over wat er in mij omgaat, voelt als blootgeven. En pas wanneer daar ruimte voor is, is het mogelijk om het gevecht tegen de reuma op een persoonlijke manier aan te gaan.
Terug naar die donderdagmiddag. Ik neem de telefoon op en vraag de arts hoe het met haar gaat. We lachen om het feit dat zij deze vraag altijd stelt, in plaats van krijgt. We hebben het over haar verkoudheid, maar ook over hoe ik me de laatste tijd voel. Ik vertel haar dat ik weer zin heb om leuke dingen te doen en dat ik heb gekozen voor rust in mijn nieuwe baan bij de universiteit. Het gaat dus goed met me. En dan komen we tot de conclusie dat mijn vorige arts een beetje (of eigenlijk heel veel) gelijk heeft gehad. Ik voel alleen geen weerstand, maar vertrouwen, en ik geef haar volledig gelijk. Als ik het voor het zeggen had, zou ik iedereen zo’n arts gunnen.

Juryrapport
De schrijfster van dit verhaal vertelt hoe ze als 21 jarige middenin het leven staat. De reuma is weliswaar sluimerend aanwezig, maar het weerhoudt haar niet om een mooie reis naar Maleisië te plannen met haar vriend. Ze besluit vlak voor de reis nog de laatste praktische zaken (namelijk het gekoeld bewaren van de medicatie) met haar arts te bespreken. De verrassing is groot wanneer de arts schrikt en vraagt waarom de schrijfster deze reis niet eerder heeft besproken. ‘Op dat punt vond ik de communicatie met mijn arts vooral een last. Want waarom moest zij haar goedkeuring verlenen voor hetgeen dat ik met mijn leven wilde doen? Dat bepaal ik toch zelf wel?’ Eenmaal in Maleisië begrijpt de schrijfster beter waarom goed overleg met je zorgverlener belangrijk is als je op reis bent. Ze wordt ziek van een fikse buikgriep. In overleg met de reumatoloog besluit ze de reumamedicatie tijdelijk te stoppen. Helaas met een ernstige opvlamming als gevolg. Eenmaal thuis gaat het jonge leven van de schrijfster verder: samen wonen, een master volgen met daarnaast een drukke bijbaan, alles om zo veel mogelijk te leven en door te gaan. Wanneer het de schrijfster bijna niet meer lukt om op het werk aan te kunnen komen van de ontstekingen belt ze de reumatoloog. Of die de prednison niet kan verhogen. Hierop volgt een fikse discussie. Ze schrijft: ‘De arts vond dat ik mijn ziek-zijn onder ogen moest komen. Ik moest mijn lijf rust geven. Ik vond dat mijn arts mij totaal niet begreep. Dus ik besloot een nieuwe arts te zoeken, eentje die mij wel zou begrijpen. En die vond ik ook.’ Er ontstaat een band met de nieuwe reumatoloog waarbij de schrijfster meer deelt over haar leven en hoe reuma dit leven beïnvloedt. Daarop passen ze de behandeling aan. Wanneer blijkt dat een behandeling eindelijk aanslaat, heeft niet alleen de schrijfster maar ook haar reumatoloog tranen in de ogen. Ze schrijft: Ik besef me dat communiceren, écht communiceren over wat er in mij omgaat, voelt als blootgeven. En pas wanneer daar ruimte voor is, is het mogelijk om het gevecht tegen de reuma op een persoonlijke manier aan te gaan.
Beste Anniek, dank je wel voor je verhaal waarin je laat zien hoe een advies van een zorgverlener alleen werkt als die het logisch gevolg is van een gesprek waarin je als patiënt de ruimte krijgt om te delen, waar je in je leven met reuma tegenaan loopt.

Help mee