Edgar Stene schrijfwedstrijd 2018 – Yvonne Balvers

Yvonne Balvers: 2e prijs

Jouw hand

Hij had er veelal geen idee van, hoe hij me hielp. Kan ik hem dan toch mijn steun, mijn toeverlaat, mijn kampioen noemen? Ik heb van ‘m genoten toen ik in verwachting was. Dat gekriebel in mijn buik, het gevoel altijd met zijn tweetjes te zijn. Echt, ik heb ‘t gemist toen ik eenmaal was bevallen. Mijn reuma hield zich toen ook rustig, ik had lang niet zoveel energie gehad en me zo goed gevoeld als tijdens die zwangerschapsmaanden. Maar korte tijd na de bevalling staken opeens de reumaontstekingen de kop op. Ik kon niet meer fietsen, nauwelijks lopen, ik had steun nodig.

Ik had al reuma vanaf mijn tiende. Mijn gezondheid was echter al jaren stabiel. Oké, ik kon niet erg lang lopen, mijn handen waren zichtbaar vervormd en mijn benen getekend door littekens. Maar ik had een man, een baan en een huis, daar wilde ik ook nog een kind bij. Ik was 32, dus de tijd drong. En dat kind kwam. Een gezonde baby, hij dronk goed, groeide goed, sliep goed. De baby kon mee naar mijn werk, het kinderdagverblijf zat naast het kantoorgebouw en ik mocht om de paar uur even gaan voeden. Een ideale situatie, zo leek het. Maar dat was ‘t helemaal niet. Thuis wist ik niet hoe ik mijn eigen baby moest verzorgen. Alles deed zeer, ik kon hem niet in bad doen, niet zonder pijn verschonen. Dus zat er niets anders op dan de fysieke zorg voor mijn kind uit te besteden aan dat kinderdagverblijf en zelf achter mijn bureau mijn werk te doen. Dat kon ik immers nog nèt aan. Niet lang, zo bleek. ik was al snel helemaal op, zowel geestelijk als fysiek. Ik werd afgekeurd en kwam met een uitkering thuis te zitten. Nou ja….zitten…dat kon niet. Want mijn peuter moest naar buiten, dat was gezond, voor hem en voor mij. Met de buggy kon ik nog wel wat lopen, die functioneerde als een soort rollator, zorgde voor stabiliteit en houvast. Ik heb heel wat afgewandeld. Zo bleef ik bewegen en ik besteedde mijn energie aan het zorgen voor en houden van dat kind.

Een paar jaar later liep hij naast me, zijn handje in de mijne. Dat gaf me zoveel kracht als we samen door de stad wandelden, of samen in het bos. Want ik was helemaal niet zeker van mezelf. Ik durfde vanwege alle spanning en pijn, vanwege de angst dat ik ‘t misschien toch niet zou kunnen, eigenlijk het huis niet meer uit. Hij heeft niet geweten dat niet hij mij, maar ik hem vasthield en ik uit hem moed en vertrouwen putte.
Hij ging naar school. Reden om een scootmobiel aan te schaffen, met kinderzitje. Ik bracht hem en haalde hem weer op, mijn jas aan en naar buiten, ondanks de pijn en de vermoeidheid, door weer en wind. Stipt 3 uur stond ik voor hem klaar op het schoolplein. En zo gaf mijn kind me weer een zetje om actief te blijven.

Voor een kind is de thuissituatie de norm. Bij ons betekende die reuma dat sommige uitjes niet konden, dat er soms geholpen moest worden. Heel praktisch, mij even helpen met sokken aantrekken of even brood halen. Dat deed mijn kind omdat ik dat niet kon. Daar deed hij niet moeilijk over, dat was heel gewoon. We deden samen spelletjes, ik hielp met huiswerk en troostte hem bij tegenslagen. Hij werd steeds groter en kreeg zijn eigen vrienden. Ik kreeg medicatie die me paste, vond rust en kon de beperkingen van mijn lijf beter accepteren. We hadden elkaar langzamerhand wat minder nodig.

Toen hij 17 was, kwam hij op een dag bij me staan in de keuken. En zei dat hij even met me wilde praten. Hij zei dat hij het begon te begrijpen, wat die reuma voor mij betekende. Dat het eigenlijk helemaal niet gewoon was, hoe het bij ons thuis ging. Dat hij begon te zien wat het met me deed en hoe het mijn leven bepaalde. Het deed me zo goed. Na al die steun die ik uit hem had gehaald, werd die steun nu door hem vrijelijk en bewust gegeven. Op een leeftijd waarop je je ouders als mens begint te zien, met zwakheden, met beperkingen en al, zag hij me. En hij waardeerde me.

Hij is nu volwassen, 21 jaar oud. Ik sta nu stevig in mijn orthopedische schoenen. Mijn reuma is stabiel. Af en toe vraag ik hem om praktische steun. Hij haalt dan ‘t onkruid uit de tuin en ruimt de vaatwasser in. Hij is al lang niet meer mijn centrum, mijn bron van kracht en motivatie. En ik ben niet meer zijn norm, hij weet nu hoe het bij ons thuis soms anders werkt dan bij anderen, vanwege mijn reuma. Maar daar doet hij niet moeilijk over. We hebben zo onze conflicten, maar die reuma speelt daarbij nooit een rol, is nooit bron van verwijt of beschuldiging. Af en toe vraag ik me wel eens af hoe het hem heeft gevormd. Want dat het heeft meegespeeld in hoe hij is opgegroeid en is geworden, is zeker. Het antwoord op die vraag is niet te geven. Ik kan enkel blij zijn als ik kijk naar de volwassene die hij nu is, dat is genoeg. Ik kan hem helemaal loslaten. We lopen nu zelfstandig naast elkaar op. We helpen elkaar nog steeds, waar we willen en waar nodig. Laatst kwam de reuma-hydrotherapie-groep waar ik aan deelneem een hulp aan de kant tekort. Hij had geen college en niets bijzonders te doen. Dus is hij even meegegaan en heeft geholpen. Ik doe zijn was en koop af en toe zijn favoriete koeken.
Mijn kind, je bent geweldig. Ik heb mezelf aan jouw hand door mijn pijn en verdriet heen kunnen trekken, En nu je toe gaat raken aan een leven buiten mijn huis wil ik je bedanken. Voor alle steun die je, bedoeld en onbedoeld, aan me hebt kunnen geven. Mijn zoon, mijn kampioen.

Juryrapport
Motivatie voor Yvonne om mee te doen: Ik ben 54 (stam uit 1963) was socioloog van origine maar ben als zodanig weinig werkzaam geweest. Ik heb wel lang gewerkt als secretaresse en manusje van alles bij een instituut voor oorlog- en vredesvraagstukken van de Universiteit Leiden maar het is alweer 15 jaar geleden dat ik daar ben weggegaan omdat ik totaal werd afgekeurd vanwege de reuma. Momenteel doe ik wel veel vrijwilligerswerk. Ik ben getrouwd, heb man en twee zonen. Ik teken en doe aan keramiek. Schrijven doe ik graag en is voor mij ook een reden om vraagstukken rond reuma voor mezelf op een rijtje te zetten. Ook dit stuk deed me weer beseffen hoe kostbaar die grote zoon (het gaat over mijn oudste) van mij is. En dat zeg ik hem te weinig, dus dat mag van mij wel eens een keertje in het openbaar gezegd. Dit leek me een mooie kans om dat te doen.
De 2de prijswinnaar schreef een prachtig en eerlijk verhaal over de steun die haar zoon gaf, toen hij eigenlijk nog heel jong was. Zij opent haar verhaal met de zin: ‘Hij had er veelal geen idee van, hoe hij me hielp.’ De schrijfster laat op een eerlijke manier zien hoe je leven beïnvloed wordt als je reuma hebt en een kind moet opvoeden. Dat er dagen waren dat ze haar baby niet in bad kon doen of zonder pijn kon verschonen. Hoe moeilijk het is om dan ook afgekeurd te worden op het werk en om dan alleen met je kind de dagen zien te redden. Het verhaal laat echter vooral zien hoe helend een kind kan zijn in het accepteren van je ziekte en jezelf. Hoe een kind je dwingt om in beweging te blijven, naar buiten te gaan en om zo onder de mensen te komen. De schrijfster gaat ook eerlijk in op de dingen die zij haar kind niet kon bieden zoals meegaan naar uitjes. En hoe haar kind wellicht opgroeide in een andere ‘thuissituatie’. Hoe hij zijn moeder bijvoorbeeld hielp met sokken aantrekken of brood halen. Maar hoe hij op zijn beurt ook geholpen werd met huiswerk of bij tegenslag. Het verhaal gaat ook over op je eigen benen durven staan. Dat een kampioen ook iemand is die jou durft los te laten wanneer dat het beste voor je is. Ze eindigt met de woorden: Mijn kind, je bent geweldig. Ik heb mezelf aan jouw hand door mijn pijn en verdriet heen kunnen trekken, En nu je toe gaat raken aan een leven buiten mijn huis wil ik je bedanken. Voor alle steun die je, bedoeld en onbedoeld, aan me hebt kunnen geven. Mijn zoon, mijn kampioen.

Help mee
Steun mensen met reuma