Edgar Stene schrijfwedstrijd 2018 – Emmie Willaarts
Emmie Willaarts: 1e prijs
De Drie-eenheid: van overleven naar leven
Het is eerste Kerstdag 2017 en ik hoor Antoine Bodar’s* stem op de televisie. Hij zegt: ‘Je moet het lijden omarmen.’ Ja, denk ik, dat is zo. Tegelijkertijd bedenk ik dat het wel fijn is als er ook anderen om je heen staan die jóu omarmen.
Mijn steun en toeverlaat heeft de vorm van een driehoek, een piramide. Ik zie hem zo voor me. Bovenaan mijn moeder. Een andere positie zou de piramide doen wankelen. Op de stevige bodem bevindt zich aan de ene zijde mijn Zus. Haar naam schrijf ik met een hoofdletter, dat gaat vanzelf. Aan de andere zijde ligt gemoedelijk mijn grote vriendin, Wieb. Zij heeft mij onvoorwaardelijk lief. Als ik ga liggen om mijn lijf te laten rusten, duurt het nooit lang of ik hoor haar poezenvoetjes op mijn dekbed. Zachtjes vleit zij zich tegen mij aan, likt mijn vergroeide handen en maakt de mooiste geluidjes. Een liever troostdier kan ik me niet wensen. Tenslotte huis ík in het hart van deze liefdevolle piramide. Ik voel me omarmd met mijn lijden, mijn jarenlange reuma, die inmiddels verwoestende sporen heeft nagelaten.
Ik ben dit najaar 56 jaar geworden en heb al reuma sinds mijn kleuterjaren. Pas toen ik acht jaar was durfde de kinderarts hardop uit te spreken: ‘Dit is reuma!’ Mijn moeder denkt dat ik het altijd al heb gehad. ‘Jij was een lastige baby vergeleken met de andere kinderen, je huilde veel.’
Ik ben het derde kind in ons gezin van vier. De band met mijn moeder is altijd sterk geweest. Stad en land heeft zij met mij afgereisd: naar vooraanstaande reumatologen in het land voor advies, naar een natuurarts die mij op een streng dieet zette en mierenzuur onder mijn huid spoot tot mijn rug knalrood zag en naar handopleggers die bezwerende kreten sloegen boven mijn hoofd. We wilden zo graag dat ik beter werd, maar ik werd niet beter. Ik was chronisch ziek.
Op de lagere school heb ik het moeilijk gehad. Het drong langzaam tot me door dat ik anders was. Ik had leren kokers om mijn polsen om de vergroeiingen tegen te gaan en ik trok mijn trui er ver overheen in de hoop dat mijn klasgenootjes het niet zagen. Onze juf dacht mij te helpen door onverwacht mijn trui omhoog te trekken en mijn armen in de lucht te houden. ‘Heeft iedereen het nu gezien?’ Nog kan ik het overrompelende, plotselinge naakte gevoel voelen. Ik werd niet geholpen of omarmd. Ik werd verraden. Ont-armd. Ik had geen idee hoe ik me moest verweren.
Op de middelbare school kon ik me beter redden, ik maakte vrienden, ging uit, het leven in. Over mijn ziek-zijn sprak ik niet. Ik gedroeg me vooral stoer en probeerde zo mijn plek te veroveren. Zelfvertrouwen had ik niet. Hoe kon ik vertrouwen in mezelf hebben? Ik kon niet eens op mijn lijf vertrouwen.
Thuis was destijds geen veilige haven voor mij. Mijn oudste broer en ik konden het niet met elkaar vinden en hij had mijn zwakke plek snel gevonden. ‘Reumakip,’ klonk het regelmatig. Ik had geen weerwoord, zoals je ook geen weerwoord hebt als je net een enorme dreun tegen je hoofd hebt gekregen.
Ik heb in verschillende richtingen opleidingen gevolgd. Het studeren ging me goed af, met mijn hoofd was niks mis. Zodra de weg naar werk moest worden ingezet kwamen de hobbels. Op de werkvloer kon ik het niet aan, het was simpelweg te veel. Maar ik wilde iets met mijn leven, ik zocht iets waar ik me niet zo alleen voelde, ik wilde ergens thuiskomen.
Ik had hulp nodig, iemand die me de weg wees. Zus wees mij de weg.
Ik sloot me aan bij een Zen-groep en ging een heel nieuw pad volgen. De weg naar binnen. Waar ik na verloop van tijd ging ervaren dat ik hier geen beperkingen heb, geen reumapatiënt ben, maar gewoon een mens. En, niet onbelangrijk, waar ik mijn vrijheid terugvond.
En ik ging schilderen, ik sprak mijn creativiteit aan. Eindelijk ging ik leven en bewust kiezen voor de invulling die ik gaf aan mijn dagen. Weg uit de ongelijke strijd die mij zo gevangen hield en die ik niet kan winnen. Natuurlijk, ik heb reuma en momenteel zit ik in de revisie. In twee jaar tijd heb ik drie nieuwe kunstgewrichten gekregen. Zonder de steun van mijn moeder en Zus was ik het misschien niet eens aangegaan. De weg ernaartoe, de opname en de onzekerheid – hoe kom ik eruit? Het moeilijke begin na de operatie.
Mijn moeder is er altijd voor me. Stilletjes aanwezig, net als in dit verhaal. Bescheiden op de achtergrond maar voorwaardenscheppend met haar heerlijke maaltijden (iedere dag opnieuw) en haar gezelschap als ik weer eens naar het ziekenhuis moet. Ook nu ze op leeftijd is en zelf wat stijfjes opstaat wanneer ze lang gezeten heeft. Mijn Zus houdt het geheel goed in de gaten. Zij heeft feilloos door wat er nodig is, voor mij maar ook voor mijn moeder. We hebben veel met elkaar gesproken over mijn verdriet. Altijd mogen de tranen er zijn. De reuma heeft ons dichter bij elkaar gebracht. Onze band is gegroeid in al die jaren van het lijden omarmen, elkaar omarmen.
Ik ga eens kijken waar de poes zich verstopt heeft. Buiten wordt al vuurwerk afgestoken.
* Antoine Bodar is een bekende Nederlandse Rooms Katholieke priester, hoogleraar, kunst historicus en schrijver.
Juryrapport
Motivatie voor Emmie om mee te doen: Omdat ik mijn moeder en mijn Zus wil bedanken voor hun liefde. Daarom! Zij zijn mijn persoonlijke kampioenen. Ik heb al reuma sinds mijn kleuterjaren en dankzij hun steun en liefde heb ik het gered en ben ik de mens die ik nu geworden ben.
De schrijfster opent haar verhaal met een uitspraak die tijdens Kerst 2017 wordt gedaan door een bekende Nederlandse priester (Antoine Bodar): ‘Je moet het lijden omarmen..’ zegt hij. ‘Ja dat is zo’ denkt de schrijfster. Tegelijkertijd schrijft ze dat het daarin wel zo prettig is als er mensen zijn die jou omarmen. Dit verhaal beschrijft de persoonlijke gedachten van een vrouw met reuma. Hoe ze door vallen en opstaan geleerd heeft om de pijn van haar aandoening te ‘omarmen’, maar dat ze daarin gelukkig ook ‘omarmd wordt’ door een drie-eenheid van kampioenen. (Ze schrijft: ‘Zonder hun steun was ik het misschien niet eens aangegaan.’). Deze drie-eenheid ziet zij als een piramide:
• met bovenaan haar moeder (‘een andere positie zou de piramide doen wankelen’)
• aan de ene kant van de stevige bodem haar Zus (‘haar naam schrijf ik met een hoofdletter, dat gaat vanzelf’)
• aan de andere kant poes Wieb (‘een liever troostdier kan ik me niet wensen’).
De schrijfster huist zelf in het midden van deze liefdevolle piramide, heeft zelf de regie. Een ‘ik’ die vrij is om ook met beperkingen een gewoon mens te zijn en die bewust invulling kan geven aan haar dagen. Ze vertelt hoe de drie-eenheid nu nog een belangrijke rol in haar leven speelt en hoe reuma deze eenheid dichter bij elkaar heeft gebracht. Het einde van het verhaal vat de drie eenheid samen: met diepgang maar tegelijkertijd juist met de alledaagse luchtigheid die ook nodig is in het leven. Deze luchtigheid is vooral te danken aan poes Wieb. De schrijfster sluit dan ook af met de zin: (‘Ik ga eens kijken waar de poes zich verstopt heeft, buiten wordt al vuurwerk afgestoken’). De winnaar van de Nederlandse Edgar Stene schrijfwedstrijd is dan ook Emmie Willaarts met haar inzending ‘De Drie-Eenheid, van leven naar overleven.’