Cellen – cel
Cellen
Je lichaam is opgebouwd uit vele miljarden cellen. De cellen zijn een belangrijke bouwsteen voor je lichaam. Ze zijn zo klein, dat ze alleen onder een elektronenmicroscoop te bekijken zijn. Een cel is daarmee de kleinste zelfstandige levende eenheid in je lichaam.
De inhoud van de cel bestaat uit onder andere:
• het cytoplasma.
• de celkern (nucleus).
• het endoplasmatisch reticulum.
• het golgi-apparaat.
• de ribosomen.
• de lysosomen.
• de mitochondriën.
• de peroxisomen.
De vorm van een cel
De verschillende soorten cellen hebben ieder een eigen vorm. Zenuwcellen zijn bijvoorbeeld anders van vorm dan epitheelcellen of bloedcellen of andere cellen.
De taak van een cel
De verschillende soorten cellen hebben ieder een eigen taak in ons lichaam, bijvoorbeeld:
• Zenuwcellen: de zenuwcellen geleiden elektrische impulsen.
• Kraakbeencellen: deze cellen zorgen voor flexibiliteit en stevigheid in het kraakbeen.
• Botcellen: de botcellen zorgen voor stevigheid.
• Dwarsgestreepte spiercellen: deze cellen zorgen voor de beweging in de skeletspieren.
• Darmepitheelcellen: zorgen voor de opname van voedingsstoffen in de darmen.
• Bloedcellen: de witte bloedcellen zijn betrokken bij het immuunsysteem.
• Epitheelcellen: deze cellen hebben een regelmatige vorm en sluiten goed op elkaar aan, zodat ze een goede afsluitende beschermlaag vormen.
De levensduur van een cel
Er zijn zo’n 300 verschillende soorten cellen in je lichaam, die allemaal een andere levensduur hebben. Sommige cellen leven maar een aantal uren of twee tot drie dagen, terwijl andere cellen vier maanden of zelfs acht tot tien jaar leven.