Bloedcontrole bij geneesmiddelengebruik
Voor mensen met reuma is het een vaak voorkomend iets, bloedcontrole. Naast bloedcontrole, is het herkennen van bijwerkingen van medicijnen erg belangrijk. In ReumaMagazine stond daarover een mooi artikel. De Nationale Vereniging ReumaZorg Nederland kreeg toestemming tot het delen van dit artikel.
Veel mensen met reumatische aandoeningen die geneesmiddelen gebruiken, weten niet beter. Af en toe wordt er bloed afgenomen, en wordt dat bloed geanalyseerd in het laboratorium. De arts krijgt op basis van de laboratoriumuitslagen meer informatie over het geneesmiddel. Werkt het goed? Heeft het bijwerkingen? Hoogleraar Farmacie Bart van den Bemt geeft een kort overzicht van de meest voorkomende laboratoriumtesten die de arts gebruikt om te kijken of het geneesmiddel goed werkt.
Wanneer de arts een geneesmiddel voorschrijft, zijn er meerdere mogelijkheden om te zien of het geneesmiddel werkt en om te kijken of er sprake is van bijwerkingen. Het allerbelangrijkste is wat jij de arts vertelt. Jij bent degene die het beste kan aangeven of een geneesmiddel werkt en of je last hebt van bijwerking(en). Maar niet alle bijwerkingen kun je zelf voelen. Sommige geneesmiddelen kunnen bijvoorbeeld effect hebben op de nieren, het bloed of de lever. Dat wil de arts op tijd ontdekken, om te voorkomen dat er klachten ontstaan. Hier komen de laboratoriumtesten om de hoek kijken. Door middel van laboratoriumtesten kun je zien of bijvoorbeeld de nieren, het bloed en de lever ontregeld raken door een geneesmiddel en kunnen er op tijd maatregelen worden genomen. Vaak nog voordat er daadwerkelijk klachten optreden.
Laboratoriumtesten om te kijken of een geneesmiddel effect heeft
Veel geneesmiddelen bij reumatische aandoeningen worden ingezet bij ontstekingsreuma. Voorbeelden van ontstekingsreuma zijn reumatoïde artritis, artritis psoriatica en axiale spondyloartritis, waaronder de ziekte van Bechterew. Zoals de naam al zegt, is er bij ontstekingsreuma sprake van ontsteking. Vaak kun je zo’n ontsteking aan het bloed zien door naar de bezinking te kijken of naar het zogenaamde ‘C-reactive protein (CRP)’. Wanneer de bezinking of de CRP verhoogd zijn, dan is er sprake van ontsteking. Andersom geldt het ook. Zodra de bezinking en de CRP dalen, betekent het dat de geneesmiddelen goed lijken te werken en de ontsteking minder wordt.
Bezinking
Om de bezinking te bepalen wordt een buisje bloed een uur rechtop neergezet. Als je een buisje bloed neerzet, zakken de (rode) bloedcellen naar de bodem. Wanneer er sprake is van een ontsteking, gebeurt dat sneller dan normaal. Hoe sneller de bezinkingssnelheid, des te meer ontsteking er is. Tegenwoordig wordt steeds vaker het CRP gemeten, omdat dit betrouwbaarder én sneller is. CRP wordt gemaakt in de lever en wordt een paar uur na het ontstaan van een ontsteking verspreid in de bloedbaan. Een verhoogd CRP geeft dus een ontsteking aan.
Laboratoriumtesten om de functie van de nieren te controleren
Bij geneesmiddelengebruik is het vaak belangrijk om de nieren te controleren. Allereerst wil je weten of het geneesmiddel geen bijwerking op de nieren geeft en daarnaast worden sommige geneesmiddelen ook uitgescheiden door de nieren. Als een nier minder goed werkt, wordt het geneesmiddel minder goed uitgescheiden. Je moet dan de dosis aanpassen (verminderen) om te voorkomen dat je te veel geeft. Om de nierfunctie te meten, wordt het kreatinine in het bloed gemeten. Kreatinine is een afbraakproduct van de spieren van ons lichaam dat via de nieren uit ons lichaam wordt verwijderd. Heb je te veel kreatinine in je bloed, dan kan dat een teken zijn dat de nieren minder goed functioneren.
Laboratoriumtesten om het bloed te controleren
In ons bloed hebben we rode- en witte bloedlichaampjes en bloedplaatjes. Hierbij is het goed om te weten dat de witte bloedlichaampjes (leukocyten genoemd) een verzamelnaam zijn voor heel veel bloedcellen die allemaal betrokken zijn bij onze afweer. Rode bloedcellen (erythrocyten) zijn betrokken bij het vervoer van zuurstof door het lichaam en bloedplaatjes (thrombocyten) bij de stolling.
Inzicht in deze bloedcellen geeft de arts inzicht in jouw algemene gezondheid. De arts kan daarom aan het laboratorium vragen om een zogenaamd volledig bloedbeeld. Dan zal het laboratorium kijken naar het aantal en de soorten cellen in het bloed. Ook zal het laboratorium onder andere kijken naar het Hb (hemoglobine) om te weten of je bloedarmoede hebt.
Reumageneesmiddelen kunnen jouw bloedcellen beïnvloeden en dat is de reden dat jouw arts jouw bloed met regelmaat controleert. Soms door dat volledige bloedbeeld laboratorium aan te vragen, soms ook door bijvoorbeeld alleen naar de witte bloedlichaampjes te kijken.
Laboratoriumtesten om de functie van de lever te controleren
Geneesmiddelen bij reuma (zoals methotrexaat) kunnen ook de lever beïnvloeden. Vandaar dat de arts soms jouw leverfunctie laat bepalen. Dat gebeurt doorgaans door te kijken naar twee stofjes, meestal met de afkortingen ALAT en ASAT aangeduid. Deze twee stofjes zitten in verschillende cellen van ons lichaam, maar vooral in de lever. Als er cellen beschadigd raken, lekken ALAT en ASAT het bloed in. Een verhoogde hoeveelheid ALAT of ASAT in het bloed is dan ook een signaal dat er leverschade kan (maar niet hoeft te) zijn.
Laboratoriumtesten zijn belangrijk
Bij veel geneesmiddelen die worden ingezet bij reuma, zal de arts bloed laten afnemen. Vaak wordt bij het begin van de behandeling al bloed afgenomen, om te weten wat jouw beginwaarden zijn. De kans op een bijwerking is in het begin of bij een dosisverhoging het grootst. Daarna zal de arts eerst wat frequenter, en later minder vaak bloed laten afnemen. Ben je al langer onder behandeling en is de dosis stabiel, dan neem de frequentie van bloed af. Toch blijven ook dan controles belangrijk, omdat (laboratorium)afwijkingen ook tijdens de therapie kunnen optreden.
Bron: ReumaMagazine, 6 december 2023, Bloedcontrole bij geneesmiddelengebruik