Bloed – bloedplasma

Bloedplasma

Je bloed bestaat voor ongeveer 55% uit bloedplasma. Bloedplasma is het heldere, gelige vloeibare bestanddeel van bloed, dat de bloedcellen (rode en witte bloedcellen en de bloedplaatjes) vervoert.
Het bloedplasma is opgebouwd uit water, eiwitten, antistoffen (antilichamen) en sporen van stoffen, bijvoorbeeld mineraalzouten, enzymen, vitaminen, vetten en hormonen. Het werkt als transportmiddel en vervoert verschillende stoffen door je lichaam, zoals verschillende vormen van suiker, vetten, hormonen, kooldioxide en zuurstof.
Het bloedplasma zorgt er ook voor, dat bloedvaten hun vorm behouden en het helpt bij het reguleren van je bloeddruk en bloedsomloop.

bloedplasma bloed bloedcellen

Eiwitten

Eiwitten zijn de werkers van de cellen in je lichaam. Een belangrijk eiwit is albumine, dat helpt bij het op peil houden van de vocht- en mineraalbalans in je bloedplasma. Het heeft een water-aanzuigende functie en zorgt ervoor, dat het water in de bloedvaten blijft en niet weglekt naar de weefsels. Albumine is ook een transporteiwit, dat bijvoorbeeld hormonen, vetten of medicijnen van de ene naar de andere plek in je lichaam vervoert.
Andere eiwitten, de immunoglobulinen (antistoffen), beschermen het lichaam tegen ziekten door zich te hechten aan lichaamsvreemde ziekteverwekkers, zoals virussen en bacteriën. Op deze manier helpen ze het afweersysteem de binnendringers te herkennen als lichaamsvreemd, waarna ze worden vernietigd.
Eiwitten met stollingsfactoren werken samen met de bloedplaatjes binnen het bloedstollingsproces. Het natuurlijke bloedstollingsproces begint meestal met de beschadiging van een bloedplaatje (trombocyt) door een wond of ‘kalk-aanslag’ (atherosclerotische plaque) op de binnenwand van een bloedvat. Er komen dan uit het beschadigde bloedplaatje stoffen vrij, die het bloedstollingsproces in gang zetten. Daardoor gaat er bij een uitwendige of inwendige bloeding zo weinig mogelijk bloed verloren.

Aminozuren

In een cel worden een reeks van aminozuren aan elkaar geknoopt, zodat er een lange ketting ontstaat. Er worden er stukjes van de ketting weer vanaf geknipt, andere stukjes van andere eiwitten aan vastgemaakt en misschien ook nog wel wat suikers aan vastgeplakt. Die ketting wordt daarna per eiwit heel specifiek opgevouwen en opgepropt. Vervolgens kan het eiwit verstuurd worden om het werk buiten de cel te gaan doen. Als het eiwit op de plaats van bestemming in het lichaam is aangekomen, wordt het uitgepakt om daar zijn werk te doen. De werking van het eiwit hangt af van de soorten aminozuren, waaruit het eiwit opgebouwd is en hoe het eiwit is opgevouwen.
Aminozuren zijn de bouwstenen van de eiwitten. Omdat een groot deel van onze cellen, spieren en weefsel uit aminozuren bestaat, vervullen de aminozuren veel belangrijke functies in ons lichaam. Aminozuren geven de cellen niet alleen hun structuur, maar zijn ook voor het vervoer en de opslag van alle stoffen in het lichaam onmisbaar. Aminozuren beïnvloeden de functies van organen, klieren, pezen of aders. Zij zijn onmisbaar bij wondgenezing, herstel van weefsel (vooral bij spieren, botten, huid en haren) en bij het tegengaan van de negatieve gevolgen in verband met stofwisselingsstoornissen.

Help mee