Bloed – bloedplaatjes
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes (trombocyten) zorgen ervoor, dat je bloed stolt en wondjes dichtgaan. Ze zijn afkomstig van reuzen-cellen, de megakaryocyten in het beenmerg. Door afsnoeringen van de megakaryocyten ontstaan de bloedplaatjes. Ze bevatten geen celkern of organellen. In rust zijn het platte ronde schijfjes, maar als ze geactiveerd worden, veranderen ze van platte schijfjes in bolletjes met lange tentakels. Hierdoor kunnen ze gemakkelijker aan elkaar en aan omringende voorwerpen binden.
De bloedplaatjes zijn kleiner in aantal dan de rode bloedcellen (de verhouding is ongeveer 1 op 20). Elke kubieke millimeter bloed bevat ongeveer 250.000 bloedplaatjes. De bloedplaatjes leven ongeveer 7 tot 10 dagen in het bloed. Daarna worden ze vooral in de milt, maar ook in de lever, afgebroken.
Bloedstolling
De bloedplaatjes bevatten allerlei stollingsfactoren, dat zijn eiwitten die actief zijn bij de bloedstolling. Bij bloedstolling zorgen bloedplaatjes en eiwitten voor het dichten van een wond. Bij een wond zijn de bloedvaatjes beschadigd. Ze trekken dan samen om zo weinig mogelijk bloed te verliezen. Zodra de bloedplaatjes bij een wondrand komen, plakken ze aan elkaar en aan de wondrand. De bloedplaatjes en eiwitten helpen bij het stollingsproces van het bloed en klonteren samen op de plaats, waar een bloedvat is beschadigd.
De stollingsfactoren activeren het eiwit trombine. Trombine zet het inactieve eiwit fibrinogeen om in fibrine. Dit belangrijke eiwit vormt een fijn netwerk van fibrinedraden over het beschadigde weefsel. Cellen, zoals rode bloedcellen, blijven hierin plakken en zo ontstaat er een stolsel. Het netwerk van fibrine gaat vastzitten aan de wondranden en vormt zo een korstje. Dit wordt afgesloten door fibroblasten. Als de wond dicht is, wordt het beschadigde weefsel gemaakt en vormt het littekenweefsel.
Te weinig of te veel bloedplaatjes
Als het aantal bloedplaatjes in je lichaam té laag is, ontstaan er sneller blauwe plekken en bloedingen, want het bloed stolt niet goed in de open wond.
Je hebt een grotere kans op inwendige bloedingen (thrombocytopenie), als het aantal bloedplaatjes érg laag is.
Als het aantal bloedplaatjes té hoog is (thrombocythemie), kan je bloed extra gaan stollen en zo een hartaanval of beroerte veroorzaken.